Een gedachte over “van L’Hospitalet naar Rocamadour”
Uit mijn fietstocht-verslag van Lisse naar Santiago de Compostela [5000 km vv]
17 Woensdag 22 mei 1996
Van Meyronne sur Dordogne naar Castelnau Montratier, 106 km.
Koude, natte mist bij het opstaan. Ik trek mijn nog drijfnatte Odloshirt aan. Brrr. Aan¬gekleed en thee gezet. Het is bitter koud. De lucht zit potdicht. Dat belooft weer wat vandaag.
Aan de oever van de eeuwigheid.
Ik kijk een hele poos naar de Dordogne en raak diep onder de indruk van de ontzagwekkende hoe-veelheid geelgrauw water die onafgebroken en met hoge snelheid voorbij stroomt en stroomt en stroomt, een niet te bedwin¬gen geweld….. Mijn verstand begrijpt het maar mijn gevoel raakt er van in de war. Hoeveel honderden, duizenden jaren trekt het water hier al voorbij? De rusteloosheid. Een ongrijpbare vorm van energie, van tijdloosheid ook. De eeuwige kring¬loop van het water.
Om 09.30 h -knap laat dus- zitten we in het zadel en al na 4 km, nog niet eens goed losgereden, komt de eerste bult van ± 7 % al. Ik heb er goed pijn aan
Rocamadour en … eindelijk droog na 17 dagen.
Om 10.30 u in Hospitalet, eindelijk droog en ‘n prachtig uitzicht op Rocamadour, een dorp dat let-terlijk tegen de rotsen geplakt ligt. Afdaling, en dan draaien we Rocamadour binnen: drie sterren in de Miche¬lin¬-gids dus het Monnickendam van Frank¬rijk. Mooi is het, zonder twijfel. De hele we¬reld loopt er rond, zwart, blank, geel, bruin, rood. Geweldig om te bezoeken, maar het is op een be-paalde manier nog erger verpest dan Marken en Volendam. Souvenirs, eet-winkels en snuisterijen van slech¬te smaak en slechte kwaliteit. De com-mercie ligt als grote geldschuif dwars door het plaatsje. Ach, wat zouden wij zelf doen in zo’n ge-val? Pecunia non olet. Hoe mooi zal het hier zijn midden in de winter, als er sneeuw ligt en er niemand meer komt. Goeie reden om nog eens te-rug te gaan. In mijn eentje beklim ik de trappen naar boven, naar de grote kerk die op de berg ligt om mijn ‘tampon’ [pelgrims-stempel] te halen. Als je nou denkt dat zoiets gemakkelijk gaat nadat je lange tijd in de bergen hebt gefietst: vergeet het maar. Trappen lopen is nog veel zwaarder. Ik moet onderweg af en toe even uitblazen om door te kun-nen gaan.
Uit mijn fietstocht-verslag van Lisse naar Santiago de Compostela [5000 km vv]
17 Woensdag 22 mei 1996
Van Meyronne sur Dordogne naar Castelnau Montratier, 106 km.
Koude, natte mist bij het opstaan. Ik trek mijn nog drijfnatte Odloshirt aan. Brrr. Aan¬gekleed en thee gezet. Het is bitter koud. De lucht zit potdicht. Dat belooft weer wat vandaag.
Aan de oever van de eeuwigheid.
Ik kijk een hele poos naar de Dordogne en raak diep onder de indruk van de ontzagwekkende hoe-veelheid geelgrauw water die onafgebroken en met hoge snelheid voorbij stroomt en stroomt en stroomt, een niet te bedwin¬gen geweld….. Mijn verstand begrijpt het maar mijn gevoel raakt er van in de war. Hoeveel honderden, duizenden jaren trekt het water hier al voorbij? De rusteloosheid. Een ongrijpbare vorm van energie, van tijdloosheid ook. De eeuwige kring¬loop van het water.
Om 09.30 h -knap laat dus- zitten we in het zadel en al na 4 km, nog niet eens goed losgereden, komt de eerste bult van ± 7 % al. Ik heb er goed pijn aan
Rocamadour en … eindelijk droog na 17 dagen.
Om 10.30 u in Hospitalet, eindelijk droog en ‘n prachtig uitzicht op Rocamadour, een dorp dat let-terlijk tegen de rotsen geplakt ligt. Afdaling, en dan draaien we Rocamadour binnen: drie sterren in de Miche¬lin¬-gids dus het Monnickendam van Frank¬rijk. Mooi is het, zonder twijfel. De hele we¬reld loopt er rond, zwart, blank, geel, bruin, rood. Geweldig om te bezoeken, maar het is op een be-paalde manier nog erger verpest dan Marken en Volendam. Souvenirs, eet-winkels en snuisterijen van slech¬te smaak en slechte kwaliteit. De com-mercie ligt als grote geldschuif dwars door het plaatsje. Ach, wat zouden wij zelf doen in zo’n ge-val? Pecunia non olet. Hoe mooi zal het hier zijn midden in de winter, als er sneeuw ligt en er niemand meer komt. Goeie reden om nog eens te-rug te gaan. In mijn eentje beklim ik de trappen naar boven, naar de grote kerk die op de berg ligt om mijn ‘tampon’ [pelgrims-stempel] te halen. Als je nou denkt dat zoiets gemakkelijk gaat nadat je lange tijd in de bergen hebt gefietst: vergeet het maar. Trappen lopen is nog veel zwaarder. Ik moet onderweg af en toe even uitblazen om door te kun-nen gaan.